In zijn schema is het een wisselwerking tussen de inhoud en de drijfveer.
De inhoud kan bepalen hoe de student de lesstof verwerkt, leuke uitdagende lessen zoals het injecteren, zijn makkelijker te verwerken dan abstracte stof als de wetgeving binnen de gezondheidszorg zoals de BIG-wet.
Maar het verwerken van de lesstof heeft ook zeker te maken met de drijfveren van de student, en de interne processen zoals emotie, ervaring, functie van het brein.
Leren is volgens de behavioristische benadering gedragsverandering (Skinner), gericht op het product dat door belonen en straffen aangezet kan worden.
Leren is volgens de cognitieve psychologie informatieverwerking met de mens als informatieverwerkend systeem, gericht op het proces van leren.
Leren is volgens de sociaal constructivistische benadering het leren van en met elkaar, interactie is een belangrijke voedingsbodem voor het leren. Vygotsky (1962) beschrijft de zone van naaste ontwikkeling.
Is leren nu één van de bovenstaande theorieën? Onze vaardigheidslessen zijn zo ontworpen dat het zowel constructivistisch, cognitief als behavioristisch van aard is. Door samen te werken in groepjes, van elkaar te leren, gebruik te maken van elkaars deskundigheid, maar ook door beloning te ervaren als er een opdracht met een voldoende wordt beoordeeld, of "straf" te ervaren als de opdracht niet voldaan is en er een herkansing moet plaatsvinden smelten het constructivisme en het behaviorisme al snel samen. Door rekening te houden met de leerstijlen van studenten (sommigen gaan meteen aan de slag en anderen willen eerst uitgebreide instructie of theorie), door de vaardigheidslessen op te bouwen wat betreft inhoud en complexiteit valt ook het cognitieve aspect samen.
Acquisitie gaat om hoe de student de lesstof verwerkt.
K. Illeris beschrijft een viertal vormen van leren:
Cumulatie;
Dit is het leren van iets nieuws waar er nog geen voorgaande ervaring of kennis gebruikt kan worden. Over het algemeen wordt gesteld dat dit met name in de jonge kinderjaren gebeurt. Of later als er iets geleerd moet worden zonder dat er al een bestaand schema is gevormd, denk aan een telefoonnummer. In ons vaardigheidsonderwijs bijna ondenkbaar, er is geen student die niet iets heeft gezien of meegemaakt wat betreft de verpleegtechnische vaardigheden.
Assimilatie;
De veruit meest gebruikelijke soort van menselijk leren wordt ‘assimilatief’ leren of leren door toevoeging genoemd, wat wil zeggen dat het nieuwe element als toevoeging wordt gekoppeld aan een schema of patroon dat al bestaat. Er wordt constant iets toegevoegd aan wat er al geleerd is. Er is sprake van een geleidelijke uitbreiding van de competenties.
Wat ik al eerder beschreef is het transferprobleem. De verworen vaardigheden zijn makkelijk toegankelijk in de omgeving waar het geleerd is maar lastig in een nieuwe context.
Accommodatie;
Hierbij moet er een nieuw schema aangemaakt worden waar het nieuw geleerde mee gekoppeld kan worden. Dit vindt onder andere plaats als de student alle basisvaardigheden zich eigen heeft gemaakt, zoals wassen, verzorging van haren, helpen met eten. In het tweede jaar worden vaardigheden aangeleerd zoals injecteren, infusie, wond verzorging. Onderdelen van het schema wassen, denk aan hygiëne, observeren, bejegening van de patiënt, kunnen weer gebruikt worden binnen de vaardigheid injecteren.
Transformatie;
Dit is soms het geval als de student iets op een onjuiste manier heeft aangeleerd of er nieuwe richtlijnen uitkomen.
Een voorbeeld uit mijn praktijk is een student die in het verleden haar reanimatiediploma heeft gehaald, nog volgens de oude richtlijnen waarbij er gestart wordt met beademing en 15 borstcompressies worden gegeven. Het is een omschakeling wat vaak lastiger is dan het aanleren van de juiste methode aan studenten die nog geen ervaring hebben met reanimatie.
Cognitief Constructivisme
Als we het proces van leren als puur individueel beschouwen dan gaat het om hoe de student de lesstof verwerkt. Piaget noemt dit cognitief constructivisme.
Andere aspecten die betrekking hebben op de acquisitie van leerstof zijn de leerstijlen, intelligentie, metacognitieve kennis en vaardigheden (zie Simons, 1992). Ook kunnen algemene persoonlijkheidsfactoren van invloed op de wijze van leren (Slaats, van der Sanden en Lodewijks, 1996). Sommige persoonlijkheidsfactoren (en wellicht dus ook de bijbehorende leercompetenties en -stijlen) zijn wellicht ook voor een deel erfelijk bepaald (zie van Heck, Simons en Zuijlen, 1996).
Ik ben van mening dat de interne, individuele processen wat betreft leren niet los gezien kunnen worden van de interactie met anderen, van de inhoud van de lesstof en van de drijfveren. Gelukkig is K. Illeris het met mij eens. De interactie als proces zal ik in mijn volgende blog beschrijven.
Het verwerken van informatie zodat de leerstof het eigen wordt van de student wordt in onderstaand schema afgebeeld.
De fysieke informatie en de daaropvolgende oranje blokken zijn door mijzelf toegevoegd.
In de vaardigheidslessen is het doen en voelen met de handen met zo belangrijk als de visuele en auditieve informatie.
Ik kan uitleggen, laten zien, via allerlei leermiddelen hoe een infuus ingebracht moet worden, maar het ervaren hoe het voelt om een infuus te prikken is noodzakelijk voor de student om echt te leren.
De handen zijn een belangrijk instrument om mee te observeren! Ik zou behalve de handen ook de neus en de smaak nog toe kunnen voegen, al is het proeven van urine als diagnostisch middel gelukkig al lang achterhaald door het strippen en kweken van dit produkt in laboratoria.
De handen zijn een belangrijk instrument om mee te observeren! Ik zou behalve de handen ook de neus en de smaak nog toe kunnen voegen, al is het proeven van urine als diagnostisch middel gelukkig al lang achterhaald door het strippen en kweken van dit produkt in laboratoria.
dual channel learning (Mayer, 1998) bron; powerpointpresentatie college leren en ontwikkelen, masteropleiding leren en innoveren, NHL 2010 |
Schema's
Wat duidelijk wordt in verschillende theorieën is dat het gebruik van kapstokjes/schema's onmisbaar is in het onderwijs. Het vergemakkelijkt het beklijven van het geleerde en het weer terughalen op momenten dat dat nodig is. In bovenstaand schema wordt dat als voorkennis aangeduid.
Ausubel (1968) spreekt van advanced organisers en Piaget van assimilatie en accomodatie.
Omdat de studenten al stage ervaring hebben opgedaan is het vaak makkelijk dit te gebruiken als kapstokje, vragen naar ervaringen in de stage met verpleegtechnische vaardigheden is het vertrekpunt.
Ook weer aansluiten bij voorgaande lessen is een belangrijke methode. Dit doen we bijvoorbeeld door vragen te stellen, demonstraties te laten geven door de studenten zelf.
Maximum load;
In de vaardigheidslessen moet worden voorkomen dat er teveel stof, of te complexe stof ineens aangeboden wordt. Uiteindelijk moet de student wel alle onderdelen integreren, maar dit moet goed opgebouwd worden: eerst de vaardigheid aanleren, dan de anatomie/fysiologie en ziektekunde, dan de omgangkunde, enzovoort. Ook het aanbieden van de vaardigheden in verschillende contexten helpt om de vaardigheden zo optimaal mogelijk aan te leren.
Het ineens ingieten van alle lesstof, kennis, vaardigheden en attitude kan zorgen voor een cognitieve overload. Ook kan dit gebeuren als de aangeboden stof te complex is. Cognitieve load theorie (Sweller, 1988) beschrijft de beperking van het werkgeheugen. Als er teveel informatie in het korte termijngeheugen gepompt wordt en deze overvol raakt. Er moet eerst door de student georganiseerd en verwerkt worden voordat er weer nieuwe informatie bij kan.
Structureren via schema's kan daarbij helpen.
Omdat de studenten al stage ervaring hebben opgedaan is het vaak makkelijk dit te gebruiken als kapstokje, vragen naar ervaringen in de stage met verpleegtechnische vaardigheden is het vertrekpunt.
Ook weer aansluiten bij voorgaande lessen is een belangrijke methode. Dit doen we bijvoorbeeld door vragen te stellen, demonstraties te laten geven door de studenten zelf.
Maximum load;
In de vaardigheidslessen moet worden voorkomen dat er teveel stof, of te complexe stof ineens aangeboden wordt. Uiteindelijk moet de student wel alle onderdelen integreren, maar dit moet goed opgebouwd worden: eerst de vaardigheid aanleren, dan de anatomie/fysiologie en ziektekunde, dan de omgangkunde, enzovoort. Ook het aanbieden van de vaardigheden in verschillende contexten helpt om de vaardigheden zo optimaal mogelijk aan te leren.
Het ineens ingieten van alle lesstof, kennis, vaardigheden en attitude kan zorgen voor een cognitieve overload. Ook kan dit gebeuren als de aangeboden stof te complex is. Cognitieve load theorie (Sweller, 1988) beschrijft de beperking van het werkgeheugen. Als er teveel informatie in het korte termijngeheugen gepompt wordt en deze overvol raakt. Er moet eerst door de student georganiseerd en verwerkt worden voordat er weer nieuwe informatie bij kan.
Structureren via schema's kan daarbij helpen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten