zondag 27 november 2011

Interactie

Het laatste proces dat ik in het kader van mijn opdracht wil beschrijven is de interactie.
Zittend in de zon zat ik mij laatst af te vragen of leren zonder interactie mogelijk is. Ik stelde mij voor dat ik op een onbewoond eiland was met mijn studieboeken om te leren. Leer ik dan zonder interactie?
Nee! Er is altijd interactie, met anderen maar ook met de omgeving. Het eiland als omgeving biedt mij interactie. En misschien behaal ik niet via deze interactie mijn studiedoelen, maar leer ik andere dingen.

De interactie is een belangrijke factor binnen het vaardigheidsonderwijs:
Op het moment dat ik een demonstratie geef van een handeling is er interactie tussen mij en de studenten, maar ook tussen de studenten onderling, ik hoor de discussies achter mij of er nu wel of geen handschoenen moeten worden gebruikt, ze delen de ervaringen uit hun stages meteen. Ze stellen mij vragen of reageren op de demonstratie die ik geef.
Door het kijken naar mij als leerkracht of naar een medestudent en een positief resultaat van dat handelen te zien leert de student. Bandura (1977) noemt dit observationeel leren. Als ik studenten vraag of ze een demonstratie willen of meteen zelf aan de slag willen geeft ongeveer 95 % aan dat ze een demonstratie van de verpleegtechnische vaardigheid prettig vinden. De overige 5 % voelt zich misschien al zeker en competent, vaak door eerdere ervaring in de praktijk of een vooropleiding. Of heeft een andere leerstijl en wil gewoon aan de slag.
De kracht van met en van anderen leren wordt in onderstaand schema duidelijk gemaakt.

Doornbos (2007)

Uit bovenstaand overzicht blijkt weer eens hoe belangrijk samenwerking in de groep studenten is.
In het vaardigheidsonderwijs neemt de samenwerking een belangrijke plek in. Vaak wordt na de instructie en demonstratie in groepjes van drie studenten gewerkt. Samen zijn ze dan de vaardigheid aan het voorbereiden, stellen vragen aan elkaar, voeren discussies en corrigeren elkaar. In een presentatie laten de studenten aan de hand van een eigen uitgewerkte casus de vaardigheid nog eens zien aan de rest van de klas. Hierbij worden verschillende aspecten geïntegreerd zoals omgang met de zorgvrager, hygiënisch werken, anatomie, medisch rekenen.
De rollen in die subgroepen wisselen. Een student kan de ene keer de uitvoerende zijn, een andere keer observator. Ook wordt de rol van de patiënt in de subgroep verdeeld, zodat er ook geoefend kan worden met voorlichting aan en communicatie met de patiënt.
De interactie heeft invloed op hoe de student leert; We onthouden immers beter als we naast horen (uitleg van de docent) ook zien (demonstratie van de docent), maar nog beter als we daarnaast erover kunnen discussieren (welk protocol moet ik nu gebruiken) en het beste als we het aan iemand hebben uitgelegd (de samenwerking in de subgroepen tijdens de vaarheidslessen).

Naast de didactische kant van het lesgeven is er ook nog een net zo belangrijke pedagogische kant. In de interactie met de student is het geven van vertrouwen, aanmoedigen, steunen, belonen, motiveren van de student net zo belangrijk. Een opmerking van een docent kan veel positieve of negatieve invloed hebben: " Snap je dat nu nog steeds niet"  breekt een student op een moeilijk moment. Een opmerking als; "Je kunt dit leren, we gaan het stap voor stap aanpakken", geeft de student vertrouwen en houvast.
En vanuit dit vertrouwen leert de student gemotiveerder en makkelijker.



Geen opmerkingen: